Wollte aber jemand die Künste verachten, weil sie der Natur nachahmen, so läßt sich darauf antworten, daß die Naturen auch manches andere nachahmen.
Mimicry heeft zich in de natuur bewezen als overlevingstechniek. Een specifiek type, biomimicry, betreft onze diersoort die een onderdeel van de rest van de natuur imiteert om eigen problemen op te lossen. Wij leren door te imiteren, het zit in ons. Ook in de kunst wordt nagebootst: Jet en Airco schreven hier eerder over al dan niet plagiaat. Wat nog ontbreekt rond het thema Great Artists Steal is wat Griekse filosofen en een Duitse dichter.
Imitatio, het imiteren van oude meesters, is bij de oude grieken een beproefde werkwijze voor kunstenaars (“good artists copy” i.e. nadoen), evenals het nastreven, met als doel de meesters te overtreffen: aemulatio (“great artists steal” i.e. zich eigen maken). Even doorbijten, nog twee klassieke termen horen in deze context: mimesis (i.e. het imiteren van de natuur, in dichtkunst de directe rede) in tegenstelling tot diegesis (i.e. de indirecte rede, navertelling). Al deze begrippen vinden in de Renaissance natuurlijk nieuwe urgentie. In die tijd deelt Vasari de nabootsing van de natuur in drie gradaties in: onbeholpen natekenen, nauwkeurige nabootsing en het overtreffen van de werkelijkheid.
Dit gaat allemaal bijna te ver, ik weet het, maar het is belangrijk om bij die Duitse dichter te komen. Goethe heeft deze driedeling genomen en omgevormd tot drie stappen in de ontwikkeling van een kunstenaar: Einfache Nachahmung der Natur, Manier, Stil (1789). En ja, goed gezien: de nauwkeurige nabootsing van de natuur is bij hem beperkt tot de eerste. Die stap werd ijverig toegepast in kunstacademies, waar studenten tot in den treure voorwerpen en modellen moeten tekenen. Het is dan ook een goede oefening om te leren kijken.
Als je dat een beetje onder de knie hebt, ga je verder met Manier, naar het Italiaans dipingere di maniera ofwel uit je hoofd tekenen. Je reproduceert niet klakkeloos een boom, maar snapt hoe zo’n ding werkt: wortels, stam, takken, bladeren, licht, schaduw etc. Je voegt bij het nabootsen de subjectieve factor toe door keuzes te maken, zoals welke details jij karakteristiek vindt.
Stil is in Goethes theorie de hoogste graad, ja de hoogste graad die kunst ooit bereiken kan. De kunst maakt zich hier los van de nabootsing en kan op eigen benen staan, op dezelfde basis als de natuur: “[Die Kunst geht] auf jenes Vernünftige [zurück], aus welchem die Natur bestehet und wornach sie handelt” (1). De kunst heeft aemulatio bereikt, de kunstenaar heeft zich de natuur eigen gemaakt. Hij kan het wezen der dingen in beeld vatten omdat hij begrijpt wat hij namaakt. Een goede kunstenaar is ook anatomicus, botanicus, architect, etc.
Goethe waardeert Manier hoger dan einfache Nachahmung, en plaatst Stil weer daarboven. Hij gebruikt ze als gradaties in talent, zeker, maar ook als volgorde van ontwikkeling. En hij vindt elk stadium belangrijk: de hoogste is niet mogelijk zonder de laagste. Zo dacht hij ook, hieraan verwant, over ambacht versus kunst: kunst staat weliswaar hoger (een ontwikkelingsstap verder) maar ambacht is net zo noodzakelijk. En ambachtslieden kunnen hun ambacht in hoge mate doorontwikkelen, veel verder dan de kunstenaar die na basisbeheersing van het ambacht doorleert. De een is niet beter dan de ander, het is gewoon een ander vak.
Great Artists Steal is natuurlijk een wat provocerende uitspraak, maar verwijst wel degelijk naar de lange ontwikkelingsweg die een goede kunstenaar aflegt om via het overnemen van beeld (lenen) tot het eigen maken ervan (stelen) te komen en zo de hoogste trede te bereiken.
Denn die Götter lehren uns ihr eigenstes Werk nachahmen; doch wissen wir nur, was wir tun, erkennen aber nicht, was wir nachahmen.
Ben van der Wel (kunstenaar en germanist)
afbeelding (in drieën): Leafy Schism
(Openingscitaat) en (1) Goethe, Wilhelm Meisters Wanderjahre oder Die Entsagenden, 1829. Aus Makariens Archiv. Hamburger Ausgabe, Band 8, blz 463. (naar Plotinus) = WMWJ. De verzameling gedachten en spreuken Aus Makariens Archiv – lang niet allemaal van Goethes eigen hand – waren ook bedoeld als gedachtenoefeningen en uitgangspunten voor gedachtenwisseling. Met ditzelfde doel ook door mij hier overgenomen.
(Slotcitaat) WMWJ, blz 460 (naar Hippokrates).
Great Artists Steal bij Popinnart
[products limit=”6″ columns=”3″ attribute=”expo” terms=”gas” orderby=”rand”]
Over Goethes korte essay:
Wat mij in Goethes opvatting over kunst de ontwikkeling van de kunstenaar stoort is het feit, dat bij hem kunst, ook de hoogste vorm daarvan, ‘Stil’, als een ‘te leren’ ambacht beschouwd kan worden. Dat degradeert kunst tot iets wat je door ‘willen’ kunt bereiken. Als Goethe bij zijn beschrijving van ‘Stil’ als de hoogste vorm van kunst had meegenomen dat het daarbij ook gaat om de individuele expressie en zienswijze van de kunstenaar zelf, met andere woorden als het kunstwerk bij aan- en beschouwing terug te voeren is tot die ene, bepaalde kunstenaar, dan zou ik het met hem helemaal eens zijn geweest. Vergelijk het met een ‘terroirwijn’. Door goed te ruiken en te proeven kun je hem bij benadering herleiden tot die ene wijngaard en dat ene oogstjaar.
Dank voor je reactie, Gert!
De kunstenaar laat bij Goethe wel degelijk zijn persoonlijke handschrift achter, al vanaf de tweede Stufe ‘Manier’: “Nun wird es eine Sprache, in welcher sich der Geist des Sprechenden unmittelbar ausdrückt und bezeichnet. […] so wird auch jeder Künstler dieser Art, die Welt anders sehen, ergreiffen und nachbilden.”
Ook is de hoogste vorm van kunst in Goethes ogen, ‘Stil’, geenszins een ambacht en zeker niet voor iedereen te leren. Hij vat het zelf (in ietwat lastig Duits) als volgt samen: “Wie die einfache Nachahmung auf dem ruhigen Daseyn und einer liebevollen Gegenwart beruhet, die Manier eine Erscheinung mit einem leichten fähigen Gemüth ergreift, so ruht der Styl auf den tiefsten Grundfesten der Erkenntniß, auf dem Wesen der Dinge, in so fern uns erlaubt ist es in sichtbaren und greiflichen Gestalten zu erkennen.”
Na zijn eigen bijzonder subjectieve uitspattingen in de Sturm und Drang, probeert hij hier weer een weg terug te vinden naar een soort overkoepelende natuurwetten, ook in de kunst, naar het ‘wezen der dingen’, inderdaad schijnbaar veel objectiever dan Manier (eindigend bij de Klassik). Let wel, als aanvulling op, niet in plaats van de eerste twee Stufen.
En hoe rigide Goethe in zijn theorieën soms kan klinken, hij wordt imho toch vooral gekenmerkt door, zoals hij het zelf zegt, zijn ‘realistischen Tic’. In al zijn romans test hij namelijk zijn eigen theorieën aan bijzonder realistische karakters, waarbij zonder uitzondering geen enkele theorie van hem helemaal standhoudt.
Ik hoop dat ik er uit de losse mouw een klein lichtje op heb kunnen schijnen. Er is natuurlijk idioot veel over geschreven door heel goede wetenschappers. Ik zou er heel graag (meer) wetenschappelijk onderzoek naar willen doen, maar keuzes keuzes 😉